-
1 entrench
v. verschansen, ingravenentrench, intrench[ intrentsj]II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
2 dig in
-
3 intrench
v. zich verschansen, zich ingraven; inbreuk maken, schenden, overtreden→ entrench entrench/ -
4 dig oneself in
-
5 entrench oneself
-
6 trench
n. geul, greppel, loopgraaf--------v. graven, zich ingraventrench1[ trentsj] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————trench2〈 werkwoord〉1 loopgraven/greppels/geulen graven in -
7 burrow
n. hol--------v. een hol graven; rustig wachten; nagaanburrow1[ burroo] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————burrow22 schuilen/wonen in een leger/holletje3 boren ⇒ wroeten, graven, zich (een weg) banen♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉3 nestelen ⇒ begraven, wegdrukken♦voorbeelden:3 the cat burrowed its head into her shoulder • de poes nestelde zich met haar kop tegen haar schouder
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский